Olga Maria Berger

publicaties en informatie

Column

6-10-2016

Column

13-10-2016

Column

20-10-2016

Column

03-11-2016

Column

17-11-2016

Column

1-12-2016

Valkenogen (vervolg 6)

Mijn wens werd werkelijkheid. Ik ging een piramide van binnen bekijken. Olyva, die ik in Nederland in een psychiatrische kliniek had ontmoet, had me een beschrijving gegeven en nu ging ik het zelf beleven. Gebukt door lage gangen ging ik achter de gids aan tot we in de koningskamer kwamen. Die viel me nogal tegen. Een lege kale kamer die wat groter was dan mijn huiskamer. Er stond een grote stenen kist waar ooit een mummie in had gelegen en dat was het ongeveer. Op de muren stonden wat vage hiëroglyfen, maar er waren geen gouden maskers, zelfs geen vazen.
“De Britten hebben vroeger veel schatten meegenomen,” vertelde de gids. “Ook dingen die ze niet begrepen. Op de zolder van Britse musea moeten voorwerpen staan die we nu zouden herkennen als accu’s, maar toen ze onze schatten roofden, bestonden er nog geen accu’s. Ze hadden dus geen idee wat het zou kunnen en verstopten de voorwerpen op een zolder waar ze vervolgens vergeten werden.”
Ik was niet alleen verbaasd over die accu’s, maar ik wist helemaal niet meer of ik iets moest geloven van wat Olyva me had verteld. Zou iemand haar het verhaal over de accu’s ook verteld hebben toen ze als kind in Egypte woonde? Waren die elementen in haar waan bij elkaar gekomen en dacht ze een accu die zichzelf oplaadde uitgevonden te hebben? Met die uitvinding zou ze afstuderen aan de TU.

Na mijn reis ging ik bij Olyva op bezoek en vertelde haar over de koningskamer. Het leek of ik niet tot haar doordrong, tot ik over de accu begon. “Kun je voor me naar de TU gaan en vragen of de professor mijn scriptie heeft gelezen?”

Dat deed ik. Het viel niet mee om in het enorme gebouw de goede etage met de kamer van de prof te vinden, maar het lukte. De prof wist niet dat Olyva ziek was. Even had hij een blik in zijn ogen toen ik het hem vertelde, die ik niet begreep. Het was in ieder geval geen medeleven.
“Olyva vroeg me u te vragen of u de scriptie heeft gelezen.”
Hij knikte. “Er moet nog wat aan veranderd worden.”
Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. “Heeft Olyva echt een nieuw soort accu uitgevonden?”
Hij trok een bedachtzaam gezicht. “Wat ze precies heeft uitgevonden, daar wil ik niet over praten, maar het is revolutionair.”
Ik stelde nog wat vragen die hij slim ontweek.

De volgende dag ging ik naar Olyva. “Wat voor accu is het toch? Hoe kan die zichzelf opladen?”
“Met micro-organismen,” zei ze en daar liet ze het bij.
Buiten gekomen kwam ik tot het besluit dat het voor mijn boekplot niet uitmaakte of het waan of werkelijkheid was. In mijn boek zou ik haar serieus nemen. Tenslotte had een hoogleraar me verteld dat ze een revolutionaire uitvinding had gedaan. In mijn boek “Valkenogen” heeft Olyva een accu uitgevonden die zichzelf oplaadt, zonder gebruik te maken van stroom. En die prof? Die komt er niet best af in mijn boek.

Valkenogen Dit is het verhaal van Olyva. Door wanen geplaagd en opgenomen in het instituut probeert ze wijs te worden uit de raadselachtige verhalen die haar voorouders haar schijnen toe te fluisteren.
Hubert, een bewaker van het instituut, is belast met de opdracht Olyva in de gaten te houden. Ze loopt gevaar, zo is hem verteld. Maar wat voor gevaar? En wat is het toch dat hem zo raakt?
Gaandeweg wordt hij meegesleept door haar duistere verleden en blijken hun levens verstrengeld met elkaar. Hun verleden is getekend, elk door een andere gruwelijke kwelgeest.
Maar net zoals deze duistere machten een verbond sluiten, zo staan Olyva en Hubert ook niet meer alleen. Ze voelen zich gesterkt, maar juist dan vallen de eerste dodelijke slachtoffers rond het instituut. Heden en verleden kruisen elkaar in een gevaarlijk spel om een lang verborgen geheim...

Uitgever: Zilverspoor

Bestel via de uitgever: klik hier.


gesigneerd te verkrijgen bij de auteur: 16,95 + verzendkosten BergerOlgaM@cs.com

ISBN978-94-90767-18-1



Valkenogen (vervolg 5)


Ik werd opgehaald bij het hotel door een luxe auto met chauffeur en een vrouwelijke gids: Melia. Zelf vond ik het overdreven, de piramides lagen op loopafstand, maar de manager van het hotel van Cairo vond het niet verantwoord dat ik alleen op stap ging, omdat er een bom was ontploft in een bus toeristen.
Ik was in Egypte omdat ik Olyva had ontmoet. Olyva verbleef in Nederland in een psychiatrische kliniek en had me verteld dat ze in haar jeugd in Egypte had gewoond en dat haar vader daar was verongelukt. Ze had me een beschrijving gegeven van het binnenste van een piramide en ook vertelt dat ze daar het idee had opgedaan van een accu die zichzelf oplaadde. Met dat idee wilde ze afstuderen aan de TU. De waarheden en wanen liepen bij Olyva door elkaar, maar ze had me geïnspireerd. Ik moest en zou het binnenste van een piramide zien om een goede beschrijving te geven in mijn boek; de geur ruiken, voelen of het warm of koud was en liefst wilde ik in de geheime kamers die niet voor het publiek open waren.

De chauffeur van de luxe auto had een pak aan en een zonnebril op. Eigenlijk zag hij eruit al een lid van de maffia, ook al zag ik geen pistool. Hij hield het achterportier van de auto voor me open en Melia liet me twee tickets zien. “We hoeven niet in de rij te staan.”
Ik leunde achterover. Het was een mistige dag. Geen Nederlandse mist met waterdamp, maar er hing stof in de lucht. Het zag er niet warm uit, maar het was 20 graden, een heerlijke temperatuur, zeker voor een Nederlandse die sneeuw en ijs achter zich had gelaten. Melia droeg een trui en huiverde zichtbaar.
De auto schoof tussen het verkeer door. Dat bestond voornamelijk uit afgeladen busjes mensen waarvan de deur openstond, waaruit mensen half buiten hingen. In Nederland zouden de meeste van de auto’s die hier rondtoeteren van de weg worden gehaald. De roestbakken hadden niet eens een motorkap!
Ik hield mijn hart vast toen ik een brommer zag met onder de snelbinder een levend lam. Iedere keer zakte zijn kop naar beneden tot het bijna tussen de spaken kwam. Mijn ongerustheid over de man op de brommer en de gedachte dat het zijn verdiende loon zou zijn, botsten met elkaar tot hij eindelijk afsloeg en ik hem uit het oog verloor.
Naast de weg waren trottoirs waar modern geklede mensen liepen, maar ook mannen met lange hemdachtige jurken, een tulband en een rode vlek op hun voorhoofd. Het zag eruit als een wijnvlek. Zat dat bij Egyptenaren in de genen? Er waren er zoveel met zo’n vlek.
“Dat komt van het bidden,” zei Melia. “Het is een eeltplek van het met het voorhoofd op de grond liggen.”
Tjee, wat een lelijke verminking hadden die mensen zichzelf bezorgd.
Een vrachtwagen met levende schapen kwam voorbij. Daarachter reed een vrachtwagen met vlees. De hompen lagen onbedekt in de laadbak en de vliegen wolkten erom heen. Ik besloot meteen om tijdens mijn Egyptische reis vegetarisch te eten.

We stopten langs de weg, de chauffeur stapte uit en hield het portier voor me open. Waren we er? Dan moest ik de piramides toch zien? Melia stapte ook uit.
Ik kreeg het benauwd. De waarschuwing voor reizigers in Egypte dwarrelden door mijn hoofd: nooit met vreemde mensen meegaan. Was ik zo stom geweest om in te stappen bij een paar criminelen die me gingen beroven? Deze auto, het hotel, het was allemaal te veel luxe voor het luttele bedrag dat ik had betaald. Hoe had ik zo stom kunnen zijn!
Melia wenkte me. “Kom, het is niet ver meer.”
Er zat niets anders op dan uit te stappen. Tegen de breedgeschouderde chauffeur was ik niet opgewassen. Ik voelde me als het lam achter op de brommer toen ik achter Melia aanliep. Alleen kon ik niet eens mijn hoofd tussen de spaken steken.
Er doemde een vage vorm op in de stofmist. Was dat een piramide? Pfff... Wat had ik me in mijn hoofd gehaald.



Nieuwsgierig geworden naar het boek?

Klik hier .

Valkenogen (vervolg 3).


Het verhaal van Olyva die in een psychiatrische kliniek verbleef en met wie ik kennis had gemaakt omdat ik een cliënte wilde interviewen, bleef me bezighouden. Ze had me verteld dat ze in haar jeugd in Egypte had gewoond en dat haar vader daar verongelukt was. Toen de vakantie in zicht kwam, besloot ik dat de piramide waarover ze me verteld had een bezoek waard was. Het was nog voor de Arabische lente, maar Egypte was geen geliefde bestemming, omdat er een bomaanslag was geweest op een bus met toeristen en dus was de reis betaalbaar. Ik boekte een hotel in Cairo op loopafstand van de piramides van Gizeh en stapte op het vliegtuig.

Op het vliegveld stonden twee mannen die in dienst waren van het hotel me op te wachten. Het was al avond en in sneltreinvaart reden we over de rondweg om Cairo heen. Nog nooit had ik zoveel auto’s horen toeteren. “Het zijn signalen,” legde een van de mannen me uit in het Engels. De automobilisten geven aan wat ze van plan zijn en zo gebeuren er geen ongelukken.”
De stoplichten werkten niet. Iedereen leek maar wat te doen, het was een toeterende chaos. Stom van verbazing was ik toen ik tussen alle auto’s een wagentje getrokken door een ezel zag.

De man naast de chauffeur stak zijn hand tussen de twee voorste stoelen door. “Samir. We moeten samen excursies plannen. Ik heb verschillende uitjes op het programma staan. U krijgt een persoonlijke gids.”
Nou, dat klonk wel erg luxe. “Wat kost dat?” vroeg ik.
“Vierhonderd euro,” zei hij.
Ik schudde mijn hoofd. “Ik heb mijn eigen plannen. Morgen loop ik naar de piramides en verder red ik me wel.”
Hij trok een bloedserieus gezicht. “Het is gevaarlijk voor toeristen om zonder begeleiding op stap te gaan. U kunt verdwalen en met een auto bent u er zo.”
Ik had op google maps gezien dat de piramides op zo’n twintig minuten afstand lopen van het hotel lagen. Het was een rechte weg er naar toe, zelfs ik moest ze kunnen vinden. “Ik loop er morgen heen,” zei ik eigenwijs. “Nederlanders lopen en fietsen graag.” Eigenlijk ben ik niet zo dol op wandelen, maar ik was niet van plan om zoveel geld uit te geven.
We kwamen bij het hotel en Samir begeleidde me naar de receptie. Mijn kamer was nog niet helemaal in orde en ik moest in de hal wachten. Dat was geen straf, het was een schitterende ruime hal met kroonluchters. Dat ik in zo’n geweldig hotel kon verblijven voor die paar centen was me een raadsel. Samir kwam bij me zitten en vertelde me over de excursies. Voor die vierhonderd euro was ik de tien dagen onder de pannen wat uitstapjes betreft en ik zou overal naar toe gereden worden. Bovendien kon ik ook nog zelf uitjes toevoegen. Echt duur was het dus niet, maar ik zou geen moment voor mezelf hebben en ik wilde niet alleen toeristische attracties bezoeken, ik wilde zien hoe de gewone Egyptenaar leefde.
Hij trok een bedenkelijk gezicht, schrapte een paar uitjes en zei dat ik een auto met chauffeur kreeg om de dingen te doen die ik zelf wilde. Het bedrag ging van 400 naar 200.

Ik moet er heel verbaasd uitgezien hebben. “Het hotel is verantwoordelijk voor u,” zei hij. “We kunnen het ons niet veroorloven dat er ook maar iets met een toerist gebeurt. Neem mijn aanbod alstublieft aan.”
Dat deed ik dan maar en zo ontstond een Egyptische scene in het boek Valkenogen.



Nieuwsgierig geworden naar het boek?

Klik hier .

Valkenogen (vervolg 2)


Olyva had naar me gevraagd. Ze zat tijdelijk op de gesloten afdeling van een psychiatrische kliniek en had de verpleging laten bellen of ik wilde komen. Ik kon me geen voorstelling maken van een gesloten afdeling en eigenlijk vond ik het een beetje eng. Ik had geen idee hoe ik Olyva die dag zou aantreffen, in de loop van de tijd had ik gezien hoe veranderlijk ze kon zijn. Misschien was ze deze keer agressief of juist erg depressief. Bij beide mogelijkheden voelde ik me ongemakkelijk. Maar ik ging, zoveel vriendschap voelde ik intussen, dat ik haar niet in de steek wilde laten.

Een verpleegster deed de buitendeur open met een sleutel en vervolgens moest ik nog door een afgesloten deur. In een kantoor met glazen muren zaten drie mannen, medewerkers vermoedde ik. Ik kreeg het kamernummer en moest door een paar lange gangen. Stiekem kneep ik mijn billen bij elkaar, hier zaten immers meer mensen die even helemaal de kluts kwijt waren. Ze zaten op een gesloten afdeling omdat ze een gevaar voor zichzelf of voor iemand anders waren.
Ik kwam een vrouw tegen van middelbare leeftijd die me aankeek met een lege blik. Als ik niet opzij was gegaan, was ze tegen me aan gelopen. Een oudere man groette me vriendelijk. Met hem leek niets aan de hand. Misschien was hij een medewerker, want die waren wat kleding betreft niet te onderscheiden van de cliënten.
“Fijn dat je naakt bent gekomen,” mompelde hij als begroeting.
Hopelijk was hij geen medewerker. Snel liep ik door en klopte zacht op de deur van Olyva’s kamer. Ze zat op haar bed en glimlachte naar me. “Fijn dat je gekomen bent. Ik wil je een verhaal over mijn jeugd vertellen. Je moet het opschrijven.”
Ik ging naast haar bed zitten.
“Waar is je schrijfblok?” vroeg ze.
Ik pakte pen en papier uit mijn tas en was klaar om te luisteren.
“Ik woonde als kind in Egypte,” begon ze. “Mijn vader was archeoloog en deed er opgravingen. Ik ben wel eens in een piramide geweest met hem. We liepen door donkere smalle gangen die zo laag waren dat mijn vader moest bukken.” Ze glimlachte vertederd bij die woorden. “Mijn vader is verongelukt,” ging ze door. “Hij is verdronken in de Nijl.” Ze wees op haar schouder. “Sindsdien is de valk bij me. Zie je hem?”
Ik wist niet wat ik moest doen. Zeggen dat ik hem ook zag of ontkennen dat er een valk op haar schouder zat. Voor ik kon reageren ging ze door. “Hij beschermt me.”

Dat leek me niet onaardig; een beschermgeest. “Dat is fijn,” mompelde ik dus. De rest van haar verhaal was nogal verward. “Ik ben moe,” zei ze onverwachts en ging liggen. Zorgzaam legde ik een deken over haar heen en ging weg.
“Klopt het dat ze als kind in Egypte heeft gewoond?” vroeg ik aan een medewerker die in het glazen kantoortje zat.
“We mogen geen informatie geven over cliënten,” zei hij. “Olyva is op dit moment erg in de war, dat weet je toch?”

Misschien klopte Olyva’s verhaal niet, maar mijn fantasie ging ermee op de loop en ik gebruikte het gegeven dat ze, eventueel, een traumatische ervaring had gehad in Egypte voor mijn boek Valkenogen.

Nieuwsgierig geworden naar het boek?

Klik hier .

Column Valkenogen (vervolg)

Ik ging regelmatig naar de psychiatrische kliniek om Olyva te spreken die daar een cliënte was. Ik ging allang niet meer alleen om informatie voor mijn boek, ik mocht haar graag. Maar zo nu en dan was ze te moe om me te spreken en werd ik door een verpleger tegengehouden. Soms drentelde ik dan rond in het park in de hoop dat ze zich zou bedenken. Bij een van die gelegenheden kwam ik in gesprek met een beveiliger, Hubert.
Ik vroeg hem waarom hij bewaker was geworden in een psychiatrische kliniek. Heel open deed hij zijn verhaal; hij had een zusje gehad dat voor de dood had gekozen. Hubert, indrukwekkend met zijn brede schouders en zijn beveiligerpak aan, kreeg tranen in zijn ogen en zijn stem werd hees. Zijn zus was  zo vreselijk depressief. Zij was de aanleiding geweest dat hij iets wilde betekenen voor mensen die het moeilijk hadden. “Er werken hier veel verpleegkundigen en begeleiders die een familielid hebben dat depressief is of een persoonlijkheidsstoornis heeft,” zei hij. “Een depressie of andere psychiatrische ziekte komt vaak voor, bijna iedereen kent iemand in zijn naaste omgeving. En toch worden onze cliënten gestigmatiseerd. De meeste,” hij maakte aanhalingstekens met zijn vingers, “‘gewone’ mensen lopen in een boogje om hen heen.”
“De meeste ‘gewone’ mensen komen nooit in een psychiatrische kliniek,” zei ik. “Eigenlijk dacht ik zelf tot voor kort dat hier alleen gestoorde moordenaars rondliepen.”
Hij glimlachte. “De mensen die gevaarlijk zijn, kom je niet tegen op het terrein, die zitten op de forensische afdeling en die is hermetisch afgesloten.”
“Dus hier op het terrein kan ik rustig rondlopen?” vroeg ik ten overvloede.
Hij kneep zijn ogen half samen. “Voor cliënten, hoef je niet bang te zijn, maar het is een open terrein en zoals je misschien weet: de meest gevaarlijke mensen zitten niet in een kliniek, die lopen rond in de maatschappij.”
“Nou, ja, dan lopen er hier net zoveel als in het winkelcentrum,” grapte ik.
Hij schudde zijn hoofd. “De mensen die hier verblijven zijn beïnvloedbaar en dat trekt criminelen en drugshandelaren aan. Het is een van mijn moeilijkste taken om onze cliënten daartegen te beschermen.”
Olyva kreeg ik die dag niet meer te spreken. Ik liep over het terrein en probeerde eventuele drugshandelaren van cliënten te onderscheiden. Als er op dat moment criminelen rondliepen, dan waren het waarschijnlijk de mensen die zich het meest normaal gedroegen. Hubert had een zware taak als beveiliger, maar hij wist waarschijnlijk welke mensen op het terrein thuishoorden en welke niet. Hij werd een hoofdpersonage in mijn boek Valkenogen, zo’n indruk had zijn verhaal op me gemaakt.

Nieuwsgierig geworden naar het boek?

Klik hier .

Valkenogen 1

Voor een nieuwsbrief voor Ypsilon, een vereniging voor naasten met een familielid dat aan psychoses lijdt, ging ik een cliënte van een psychiatrische kliniek interviewen. Ze wachtte me op bij de voordeur van de kliniek, een leuke jonge vrouw, keurig gekleed. “Olyva”, stelde ze zichzelf voor.
Het was een zonnige dag en het praat gemakkelijker als je elkaar niet steeds aankijkt en ik vroeg of ze een wandelingetje wilde maken in het park. Na enige aarzeling stemde ze toe. We liepen over grindpaden langs eeuwenoude bomen en kleurige bloemperken.

Eerst was ze wat verlegen, maar al snel werd ze openhartiger. Ze was niet alleen jong en leuk om te zien, ze had een studie aan de TU bijna afgerond. Alleen haar scriptie moest ze nog inleveren.
Waarom ze was opgenomen, wist ik niet. Ik merkte niets bijzonders aan haar, behalve dat ze steeds over haar schouder keek. Niet echt vreemd, want er liep een kleurrijke verzameling mensen in het park. Sommigen praatten in zichzelf, anderen liepen door het gras en leken iets te zoeken en weer anderen zaten in rolstoelen en werden voortgeduwd.
Ik hoopte dat ze zelf over haar ziekte begon en babbelde over het herfstweer en de schoonheid van het park. Opeens wees ze naar de wolken: “Ik zie een heel sprookjesboek voorbij trekken.” We gingen op een bank zitten en wezen elkaar op figuren die we in de lucht zagen en giechelden als schoolmeiden.
Na een half uur stond ze plotseling op. “Ik moet gaan.”
“Volgende week weer?” vroeg ik.
Ze knikte, toen rende ze weg.

De week erop ging ik terug. Olyva stond niet op me te wachten en er zat niemand aan de balie om me de weg te wijzen. Dus liep ik door de lange gangen tot ik haar kamernummer zag. De deur stond open en voorzichtig keek ik naar binnen.

En daar zat ze, in kleermakerszit op een roze kleed, starend naar de muur voor haar. Het was een witte muur met een schilderij, maar haar ogen richtten zich strak op een hagelwit stuk. Haar lippen bewogen. Het leek of ze met iemand sprak en zo nu en dan glimlachte ze alsof die iemand iets leuks vertelde. Dan weer stonden haar ogen bang en maakte ze afwerende gebaren. Ik wilde haar niet storen, ze leek in een fantasiewereld gevangen, maar toen ze echt heel angstig keek, riep ik zacht haar naam.

Haar ogen richtten zich op mij. Eerst leek ze me niet te zien, maar toen kwam er een blik van herkenning. Ik vroeg haar om mee naar het park te gaan, maar ze schudde haar hoofd. “Vandaag is het te gevaarlijk,” fluisterde ze.

In de weken die volgden deelde ze steeds meer haar eigen wereld met mij. Een wondere wereld die zo hier en daar de werkelijkheid raakte. Ik maakte niet alleen de nieuwsbrief voor Ypsilon, maar schreef ook Olyva’s fantasieën op, die uiteindelijk uitgroeiden tot het boek ‘Valkenogen’.

Nieuwsgierig geworden naar het boek? Klik hier om het te bestellen.